Ik en mijn lijf

Een pril stelletje – de jongen stoer, het meisje onzeker – kwam door de straat met een hondje aan de lijn. Ze liepen houterig, alsof hun lichamen hen in de weg zaten. Het raakte me, want ik herkende het: zo was dat bij mij ook toen ik zo jong was, en o wat was het vreselijk om je zo onhandig te voelen, zo helemaal niet thuis in je lijf, met klamme handen, prikkende oksels en een kramp in je buik, terwijl je juist elegant en relaxed wilde overkomen.
Wat een verschil met nu.
Mijn relatie met mijn lichaam is wel ergens doorheen gegaan in de decennia dat ik op Aarde ben. Het gekke is dat mijn lichaam ontzettend veel belangrijker voor me is geworden, en tegelijkertijd veel minder belangrijk. Ik zorg er veel beter voor, nu – maar ik maak me er minder druk om.
Ik voel me er meer in thuis en ik maak me er minder zorgen om. Ik voel minder weerstand, minder gêne, en tegelijkertijd voel ik ook veel meer: ik voel mijn hart kloppen en mijn bloed door mijn aderen stromen, ik voel waar mijn kleren mijn huid strelen. Maar ik voel ook waar spanning zit of stijfheid die om aandacht vraagt. Ik voel veel meer emotie dan vroeger, ontroering, dankbaarheid, ontzag, maar ook meer onrust als er onrust is en andere pijnlijke gevoelens. Soms word ik ineens overvallen door weemoed, melancholie, of nog erger, een diepe pijn die door mijn hele romp trekt en ergens in mijn hartgebied naar binnen weg kolkt. Er er zit niet eens altijd een ondertiteling bij met uitleg wat er nou precies zo’n pijn doet. Iets met hechting en loslaten of zo…
Maar intussen zit ik dan nog steeds heerlijk te zitten, of loop ik lekker te lopen, of lig ik fijn te liggen, ontspannen, thuis in mijn eigen vlees en bloed.
Misschien heb ik wel – na al die jaren van geworstel en gedoe, na al die therapieën en oefeningen en trainingen en meditaties – een beetje vrede gesloten met mijn lijf. Misschien is mijn relatie met mijn lijf wel eindelijk oké omdat ik het niet meer op de kop zit, niet meer wil dwingen, omdat ik het eindelijk loslaat. Met andere woorden: omdat ik er eindelijk echt van houd. En misschien beloont het me wel met welbehagen, op mijn ouwe dag.
Als iemand me dat op mijn achttiende had voorspeld , had ik ‘m meewarig aangekeken. Wist ik veel…

Geef een reactie