Kun jij tegen kritiek?

Kritiek ontvangen is moeilijk. Ik ken maar één mens die het echt goed kon – dat was mijn goeroe Barry Long. Eens was ik erbij toen hij voor het begin van een seminar het geluid aan het testen was in de zaal. Zijn vrouw was er ook en die zei tegen hem: “Je praat steeds sneller en agressiever, ik denk dat je in competitie gaat met de vertaler.”

“O, is dat zo?” zei Barry. “Dank je wel dat je me erop wijst. Ik zal erop letten.”

Een andere keer had iemand hem een foto gestuurd van een aap, met de tekst: “Ik moest aan jou denken toen ik dit zag.” Barry hield de foto omhoog voor de zaal en zei lachend: “Kijk, het klopt! Ik ben een aap. Jullie trouwens ook.” En hij legde uit dat we niet alleen hoogstaande geestelijke wezens zijn maar ook een instinctief dierlijk stuk in ons hebben.

Nog weer een ander verhaal was dat er ooit een man woedend de zaal uit beende toen Barry aan het praten was, terwijl hij over zijn schouder naar het podium schreeuwde: “Rukker!” (Wanker, in het Australisch).

“Nee joh,” zei Barry lachend. “Ik ben al járen geleden gestopt met masturberen.”

Met andere woorden: hij luisterde aandachtig, ging bij zichzelf na of de feedback ergens op sloeg, zo ja dan accepteerde hij het, zo nee dan verwierp hij het.

In les 1 van mijn online schrijfcursus Schrijf met je lijf vertelde ik mijn cursisten dat ik geen afbrekende kritiek zou geven, zoals in sommige schrijfscholen schijnt te gebeuren. Want het is enorm belangrijk dat je plezier blijft houden in het schrijven. Maar dat heb ik inmiddels een beetje bijgesteld. “Ik zal je ook vertellen wat ik minder geslaagd vind aan wat je inlevert,” vertel ik de cursisten nu. “Dat kan aankomen als kritiek, maar ik hoop dat je het als opbouwend kunt ontvangen, want zonder feedback leer je niets. Mijn hele carrière is gebouwd op de kritiek die ik in het begin kreeg van mensen.”

En dat is waar. Maar ik weet nog goed hoe moeilijk ik het vond. Ik was dertig, en wilde meedoen aan een schrijfwedstrijd van het blad Cosmopolitan. Aan mijn oudere zus las ik voor wat ik had geschreven. “Denk je dat ik hiermee win?”

“Nee,” zei ze gedecideerd. “Het is saai.”

Ooooh, wat haatte ik haar toen ze dat zei. Maar ik accepteerde het wel. Ik ging met mijn stukje aan de slag – ik kortte het in, maakte het spannender. En ik won de wedstrijd. De rest is geschiedenis: ik ging voor Cosmo schrijven en daarna voor een enorm aantal andere bladen. O ja en toen was er ook nog die redacteur van de Panorama die superkritisch was en me telkens terugstuurde om mijn stuk te verbeteren. Wat heb ik me aan die man geërgerd… En wat heb ik veel van die man geleerd.

En nu geef ik les aan mensen die soepeler en leuker willen leren schrijven.

Maar ze moeten dus wel een beetje tegen kritiek kunnen.

 

Geef een reactie